Onze RID-collega en onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam, Sebastián Aravena, doet al meer dan tien jaar onderzoek naar hoe kinderen letter-klankkoppelingen leren en weet daar dus alles van. Wij stelden hem zeven vragen over dit thema (met daarbij het verzoek vooral ook tips te geven die nuttig zijn voor de dagelijkse praktijk in de klas).
Zeven vragen, antwoorden en tips
Vraag 1: Hoe zijn letters eigenlijk ontstaan?
“De vertrouwde abstracte symbolen die samen ons alfabet vormen zijn niet ergens in een mooie ontwerpstudio bedacht. Ooit waren het concrete tekeningetjes van mensen, dieren of dingen. Het tekeningetje verwees dan naar de eerste klank van het woord. Zo kent onze letter A haar oorsprong in een tekening van een ossenkop in het Proto-Semitische schrift (circa 5000 jaar geleden). Het was de eerste klank van het woord ‘Alef’, wat dus os betekent (zie afbeelding 1) . Als de A omdraait, kun je de ossenkop nog steeds herkennen. De M heeft een golfje omdat het van het woord voor water (Mayim) is afgeleid.”
Vraag 2: Wat is lettervloeiendheid en waarom is het zo belangrijk?
“Het is al heel lang bekend dat letterkennis bij jonge kinderen (net als fonologisch bewustzijn) een goede voorspeller is van de latere leesontwikkeling. Bij letterkennis kijken we echter alleen naar het kunnen identificeren of schrijven van letters. De meeste kinderen kunnen dat eind groep 3 wel en dat geldt ook voor de kinderen die moeite hebben met leren lezen.
Recenter onderzoek laat zien dat het veel interessanter is om naar lettervloeiendheid te kijken. Bij lettervloeiendheid gaat het niet alleen om het identificeren en reproduceren van letter-klankkoppelingen, maar ook naar het gemak waarmee dat gebeurt. Onderzoek naar lettervloeiendheid laat zien dat de gevoeligheid voor klank-tekenkoppelingen in het brein zich nog jaren na groep 3 blijft ontwikkelen. Zelfs bij kinderen in groep 8 zijn klank-tekenkoppelingen nog niet volledig geautomatiseerd. Dit onderzoek laat ook zien dat het juist deze lettervloeiendheid is die bepalend is voor de leesontwikkeling.
Als je vloeiend wilt leren lezen, dan moeten de letter-klankkoppelingen volledig geautomatiseerd zijn. Het is dan ook niet verrassend dat juist kinderen met leesproblemen zwak scoren op lettervloeiendheid. Het verraderlijke is dat deze kinderen dus vaak wel foutloos scoren op een letterdictee. Wat dit onderzoek ons leert voor de praktijk is dat we letter-klankkoppelingen op de achtergrond altijd moeten blijven trainen zolang kinderen nog leesinstructie krijgen. Ook wanneer het kind beheersing laat zien op een letterdictee. Het principe iets te blijven trainen boven het niveau van beheersing, noemen we ook wel ‘overlearning’. Overlearning van letter-klankkoppelingen is vooral voor kinderen met een wat stroevere leesontwikkeling een must.”
Vraag 3: Wanneer kun je het beste beginnen met het aanleren van letters?
“In onze geletterde samenleving beginnen de meeste kinderen spontaan letters te leren. Vaak begint dat met de letters van je naam. Het lastige is wel dat juist de kinderen die later een zorgeloze leesontwikkeling hebben, al vroeg veel letters kennen. Dit geeft hen een voorsprong, omdat ze daarmee al vroeg een begin kunnen maken met het herkennen van (stukjes van) woorden en het zelf combineren van klanken tot woorden. Om ook kinderen die letters minder makkelijk spontaan oppikken deze mogelijkheden te bieden, is het belangrijk om ook in het onderwijs al een vroege start te maken. Het liefst al in groep 1 en 2. Het is wel heel belangrijk dat dit spelenderwijs gebeurt. Kinderen moeten op een leuke manier worden ingeleid in de wereld van het schrift zodat ze met plezier kunnen leren lezen.”
Vraag 4: Wat is het beste tempo om letters aan te leren?
“Internationaal is de standaard een-letter-per-week’ (maar ook één letter per twee weken is niet ongebruikelijk). Dit tempo is bedacht om te zorgen dat ook kinderen die de koppelingen wat minder makkelijk leren goed bij kunnen benen. Ironisch genoeg laat recent onderzoek juist zien dat voor hen dit tempo mogelijk te laag ligt. Het duurt vaak maanden voordat zij genoeg letters kennen om woorddelen te kunnen gaan herkennen en zelf te gaan combineren. Dit terwijl de kinderen die makkelijk leren lezen de letters vaak spontaan al hebben geleerd en dus niet afhankelijk zijn van het tempo in de klas. Het is daarom beter kinderen in veel kortere tijd al kennis te laten maken met alle klank-tekenkoppelingen en ze daarna in een wat rustiger tempo te herhalen.”
Vraag 5: Maakt het uit in welke volgorde je de letters aanleert?
“Ja. Hier geldt eigenlijk weer hetzelfde principe. Je wilt kinderen helpen om zo snel mogelijk een start te kunnen maken met het herkennen van patronen in woorden en zelf te kunnen gaan combineren. Het is daarom belangrijk een volgorde te kiezen waarmee kinderen al vlug genoeg letters kennen om woorden te gaan maken. Letters die veel in woorden voorkomen dus en klinkers en medeklinkers door elkaar (want die heb je beiden nodig om woorden te kunnen maken). Sommige methodes zijn daar al op ingericht. Dat is bij Veilig Leren Lezen bijvoorbeeld het geval. Verder is het belangrijk om letters die qua klank en/of uiterlijk op elkaar lijken (zoals /b/ en /d/) niet te dicht op elkaar aan te leren.”
Vraag 6: Is het spiegelen van letters een aanwijzing voor dyslexie
“Onderzoek laat zien dat onze hersenen van nature heel goed zijn in het roteren van vormen. Dat is ook handig omdat het ons helpt voorwerpen snel te herkennen ook als ze andersom staan.
Vlak voordat het leesonderwijs begint kunnen kinderen letters daarom nog moeiteloos draaien. De positie is voor hen nog niet zo belangrijk. Maar vanaf het moment dat we starten met leesinstructie leren we systematisch om het spiegelen van letters te onderdrukken. Eigenlijk geldt dus: hoe verder je bent in je leesontwikkeling, hoe moeilijker het wordt letters te roteren en hoe kleiner de kans dat je per ongeluk spiegelt. In praktijk leidt dit ertoe dat alle kinderen wel een tijdje spiegelen. Bij de meeste kinderen is dat echter maar van korte duur. Kinderen met leesproblemen spiegelen soms ook in de hogere groepen nog. Dit komt dus omdat zij minder ver zijn met het onderdrukken van de rotaties van letters. Het idee dat spiegelen echt iets is dat bij dyslexie hoort, klopt dus niet.
Er is trouwens een leuk klassiek experiment dat je zelf kunt doen als je kinderen in de leeftijdsgroep van 5 tot 7 jaar in je omgeving hebt. Je geeft dan het blaadje van de afbeelding hierboven aan het kind en zegt: “schrijf je naam naast elke stip”. Kinderen van 5 jaar blijken hun naam bij de meest rechtse stip en de stip links van de lijn moeiteloos gespiegeld op te schrijven. Dit komt doordat ze nog geen leesonderwijs hebben (en dus nog niet zijn gestart met het onderdrukken van de rotaties), terwijl ze vaak wel hun naam al kunnen schrijven. Zodra het leesonderwijs start verandert dit snel. Kinderen van 7 jaar schrijven hun naam daarom meestal niet meer geroteerd.”
Vraag 7: Heb je verder nog praktische tips in dit kader?
“Veel dingen heb ik denk ik al genoemd. Het is belangrijk:
- vroeg te starten met het aanleren van klank-tekenkoppelingen;
- zorgvuldig de volgorde te bepalen waarmee je de letters aanbiedt;
- training van klank-tekenkoppelingen voort te zetten, ook wanneer kinderen voldoende scoren op een letterdictee;
- een wat hoger tempo te kiezen dan een-letter-per-week;
- dat plezier in deze fase centraal staat.
Verder laat onderzoek zien dat het tevens helpt kinderen al vroeg (in de kleuterklas) letters te laten schrijven. Het gaat dan echt om schrijven en niet om het gebruik van railsletters. Ook is het belangrijk regelmatig te verwijzen naar het doel van het leren van letters. Als kinderen begrijpen dat hen dat helpt om woorden te ontsleutelen, toegang tot betekenis te krijgen en mooie verhalen te kunnen lezen, leren zij makkelijker. Handige tools bij het aanleren van letters zijn letter-prentenboeken, het leermiddel ‘Spreekbeeld’, de letterfilmpjes van Veilig Leren Lezen (die je ook gewoon kunt gebruiken zonder dat je met de methode Veilig Leren Lezen werkt) en de serious game Kosmos Klikker.
De game KlankKr8 (voorheen Kosmos Klikker) heb ik mede zelf ontwikkeld op basis van de bevindingen van mijn onderzoek. De app helpt kinderen spelenderwijs het brein gevoeliger te maken voor klank-tekenkoppelingen. Het spel past zich aan door juist die koppelingen die het kind moeilijk vindt vaker terug te laten komen. Kinderen vanaf 5 jaar kunnen KlankKr8 zelfstandig op een tablet spelen, thuis en in de klas. De app maakt deel uit van het KlankKr8-schoolabonnement dat ook effectief en duurzaam in te zetten is binnen het Nationaal Programma Onderwijs.”